Rokjesdag

Op de dag dat je ze weer hoort fluiten, bij het ontwaken, besef je je dat je ze al die maanden hebt gemist, de vogels. Zoals je op een zwoele zomeravond in de tuin de overgang van schemer naar donker nooit bewust registreert. Maar opeens is ‘ie er. Klam, zwart, in your face met zeker twintig zoemende muggen daaromheen. De in alle overige opzichten tot vreugde stemmende komst van de lente zorgt op één punt altijd voor een keihard neus-op-de-feitenbesef: dat lijf dat weer getoond moet worden. Niks geen verhullende mantels meer, of dikke panty’s. Rokjesdag, ook zo’n ongrijpbaar moment dat er opeens is, is coming, daar is niet tegen te vechten.

Het wintervet is dit jaar wel érg hardnekkig blijven zitten, zo blijkt als alle textiellagen afgepeld zijn. Zou de ellende dan echt al na mijn dertigste beginnen? Of waren het uitzonderlijke omstandigheden? Wanneer eindigt zelfbedrog en begint zelfinzicht? Rond is mooi, maar zeven kilo extra in dezelfde kleren (op een zekere leeftijd) wordt op een gegeven moment genant. Daar hebben die vogels nou geen last van. Ik zie haar zitten, tijdens mijn poging tot beweging in het park, in mijn lunchpauze. Een rond pluizenkopje dat voorzichtig uit een berg stenen piept. Eén pootje omklemt de rand van een steen. In haar snaveltje een stukje mos. Een helder rond kraaloogje met een even doortastende als op haar hoede zijnde blik. Ik ben onmiddellijk vertederd. En ik vraag me af waarom.

Ja, iets met baby’s en dieren enzo. Iets ‘oers’ waardoor we geneigd zijn voor de kwetsbaren te zorgen. De in verhouding net iets te grote hoofden en ogen van baby’s zouden die niet te onderdrukken zorgzaamheid in ons oproepen.Ik vraag me af of het niet vooral met het ‘ronde’ te maken heeft. De oogjes, het koppie van dit meesje, zelfs de vorm van haar nageltje waarmee ze zichzelf houvast geeft aan de steen.Waarom zijn ronde dingen perfect? Ooit heeft de stelling dat er geen rechte lijnen in de natuur voorkomen, zich in mij genesteld. Maar klopt het eigenlijk wel? Want what about de horizonlijn boven zee (of althans de illusie van de rechte lijn), de oppervlakte van de waterspiegel, zonnestralen, of beter: jakobsladders, alleen al om het prachtige woord. Grassprietjes?

Volgens dichter en wiskundige Gerrit Krol, komen er inderdaad nauwelijks rechte lijnen in de natuur voor. “De rechte lijnen die je ziet zijn door mensen gemaakt”, schreef hij in Een Fries huilt niet (2013). Krol schetst de regelmaat in de natuur, en de herhaling. Ik fantaseer verder over de gulden snede, Fibonacci. Wiskundige wetten. Waar wij weer betekenis omheen verzinnen. Krol: “Waarom houdt speciaal de mens van rechte lijnen? Ik denk: voor het gemak. Als je twee punten van een rechte lijn weet, ken je de hele lijn.” Geen speld tussen te krijgen, hoe recht hij ook is.

Dat we van dingen kunnen houden die bedacht zijn, is bekend. Waarom hebben we ze anders bedacht? Kunnen we iets bedenken zonder dat we er een ‘natuurlijk’ voorbeeld of ten minste grondstof van hebben? Om rechte lijnen te kunnen maken, moeten het idee van een rechte lijn bestaan. Toch? Is er een volk dat in een minder natuurlijke omgeving woont dan de Nederlander? Zo’n beetje elke centimeter is gecultiveerd, nergens is nog échte natuur te vinden. In dat opzicht is het niet gek dat ik op vakantie in Zuid-Frankrijk letterlijk buikpijn kreeg bij het zien van de Pyreeën. Of eigenlijk was het pure angst. Ik kon de aanblik niet verdragen. Het duizelde me. Zó hoog, zó ontzagwekkend. Zo’n zelfde fysieke reactie heb ik mijn hele leven al gehad bij alles wat naaldboom is. Pure afkeer, woede zelfs, agressie. Ga weg! Lelijke deprimerende dingen. Kerst is voor mij ook geen vrolijke periode, zult u begrijpen. Buiten Nederland is het zo’n beetje de meestvoorkomende, natuurlijke, bomensoort die er is. Naaldbossen everywhere. God, sta mij bij.

Ooit discussieerde men over het ‘schuldige’ landschap, maar ik voel me schuldig tegenover het landschap. Waarom kan ik niet houden van iets wat er al eeuwen is, en wat niet natuurlijker kán dan de verschijningsvorm waarin ze zich manifesteert? De bergen, de naaldbomen. Dat ís de natuur. Ben ik, millenial, een gemuteerde variant van het mensenras? Ben ik de voorbode van een nieuwe soort, waarvoor straks niks ‘echts’ meer bestaat? Fotografe Anja de Jong fotografeerde voor haar ‘Borderland-project’ plekken waar je de natuur (vanuit menselijk oogpunt gezien) ‘extreem’ zou kunnen noemen: in de kou van Antartica, de hitte van Namibië en op grote hoogte op La Palma. Volgens een recensie (Eddie Marsman, NRC, 2004) staan de rechte lijnen in de foto’s symbool voor het menselijk streven naar heerschappij over de natuur. In de gefotografeerde gebieden gaat de natuur nog goeddeels zijn eigen gang.

Hoe lang zal hij zijn gang nog gaan? En hoe lang blijven wij vatbaar voor de ronde, zachte vormen van een meesje in een park? Als ik naar het meesje kijk zie ik, naast het ronde, nog meer. Haar zachtheid en kwetsbaarheid treffen me. Die kraaloogjes! Het kleine, fijne, vrouwelijke, het ronde, alfa en omega tegelijkertijd, begin en einde. Ik zie het meesje, maar onwillekeurig komt het refrein in me op van ‘Roodborstje tikt tegen het raam, tik, tik, tik’. En daarmee denk ik aan mijn oma, en dáármee aan mijn moeder. In dit meesje zie ik dezelfde kwetsbaarheid als in mijn lieve oma en moeder, zachte vrouwen. Ronde vrouwen. Het oogje spiegelt ook, waardoor ik mezelf zie. Weerspiegeling van al die zachte krachten die me voor zijn gegaan en in me zitten, in dit kleine vogeltje zitten, dat eigenlijk symbool staat voor het hele leven, het vruchtbare. Zolang ze niet in een naaldbos zit, is het goed. En rond.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *