“Je ziet er anders uit”, zei Martin. Met zijn rechterhand maakte hij een cirkelende beweging om zijn gezicht, zijn wijsvinger eindigde bij zijn mond, daarmee mijn felle lipstick imiterend. Hij glimlachte.
“Ik zie er altijd anders uit”, zei ik. Maar dat kon hij nog niet weten.
Joviaal had hij de zware metalen voordeur even daarvoor voor me geopend. De warme Antwerpse nacht blies naar binnen. Zijn ronde donkere ogen glommen me vanonder zijn bril in het halfduister van de hal toe. Hij zat duidelijk verlegen om een praatje. En blijkbaar was mijn veranderde uiterlijk reden genoeg om zich het komende halfuur zichtbaar mee te vermaken.
Had ik hem de dag ervoor ook gezien? Ik kon het me niet herinneren. Als dat zo was, dan was ik niet de enige die veranderd was. Dat ironisch genoeg juist Portugezen hier in dit anarchistisch studentikoze kot in de Vlaamse cultuurstad blijkbaar de dienst uitmaakten, was me gister al duidelijk geworden. Het was niet alleen gemakzucht of verdwaalde romantiek geweest die me naar deze vriendelijke buurstad net over de grens had gebracht, maar bovenal gewoon kinderlijke weerzin tegen het spreken van een andere taal dan mijn eigen. De giant leap out of my comfort zone was al spannend genoeg. Dat de eerste woorden in den vreemde die ik wisselde uitgerekend Engels moesten zijn, bij het inchecken in het rommelige backpackershonk, verbaasde me gek genoeg minder dan ik had gedacht. Ik was er nou toch al, wat maakte het ook allemaal uit.
Alle angsten die ik vooraf had gehad, bleken ongegrond en alle verwachtingen werden, zover ik die al had, in volle mate overtroffen. Mijn euforie kende geen grenzen, als een speedjunkie had ik de stad verkend, eindeloos gelopen en gekeken. In het goedkope hostel midden in de Jodenbuurt dat ik twee avonden ervoor in een halfuurtje bij elkaar had gegoogeld, waren alle basics uit de piramide van Maslov gedekt: stromend water, zachte bedden, tegen een kleine bijbetaling zelfs een eenvoudig ontbijt. Wat had een scharrelambtenaar cq moeder op de vlucht meer nodig? Elke stap die ik zette was van mij, elk woord, elke handeling. Ik was vrij en I goddamn loved it.
De bolle hamsterwangen van de jongen van de avonddienst en zijn blije gezicht namen me onmiddelijk voor de vrolijke Portugees in. Zijn stuntelige versierpogingen nam ik voor lief. Het zou toch niet lang duren. Ik plofte neer in de minst smerige stoel in de ruimte, die zich bovendien het dichtste bij een cruciale stekkerdoos bevond. Onhandig klikte ik mijn telefoon, mijn levenslijn, in het contact. Op de slaapzaal had ik al gezien dat slechts één gelukkige gebruik kon maken van het enige aanwezige stopconcact vlakbij het bed, dat niet het mijne was. De rest moest het doen met de aanwezige wandcontactdozen in de gezamenlijke woonkamer. Op eigen risico, want wie naar bed ging en zijn kostbare kleinood alleen achterliet, moest vertrouwen op de goedheid van volkomen vreemdelingen uit gansch het Europese vasteland. Pas toen ik ging zitten voelde ik hoezeer de zeven Baileys van die avond bij het legendarische comedy-café The Joker hun effect op me hadden gemaakt. In mijn hoofd somde ik de rijtjes van mijn zelfopgelegde reisschema op. Ik werd er zo door in beslag genomen, dat ik de hele aanwezigheid van de nachtmedewerker was vergeten. Ik schrok van zijn stemgeluid.
“So, where are you from?” vroeg hij opeens.
Oh, ja.
“Holland.”
“That’s great! Much better than Germany.” Hij keek met een schuin oog opzij.
Op de naastgelegen bank keek een meisje op. Opeens werd ik me bewust van het feit dat er nog een stuk of drie andere mensen in de ruimte aanwezig waren. Zonder uitzondering verlicht door het felle ledschijnsel van hun mobiele devices. Geluidloos zaten ze op ingezakte banken met kleuren uit Seats and Sofa’s-folders. Aan de muren hingen naakte paspoppen met ontbrekende ledematen. De lamp aan het plafond bestond uit een opgeknoopte poef met een peertje erin.
“German” mimede Martin grinnikend terwijl hij naar het meisje knikte.
“But Dutch people are very intelligent and friendly. You live in Amsterdam?”
“Do yo know that Jason Derulo-song?” Ik zou hem eens wat Dutch humor laten zien.
“Who?”
“Wait, listen, here.”
Ongecoördineerd swipete ik op m’n smartphone naar YouTube. Mijn vingers mochten dan trager reageren dan normaal, mijn geest was opeens kraakhelder en ik moest al gniffelen bij wat er komen zou. Triomfantelijk tikte ik het nummer aan. Shimmy shimmy yay, shimmy yay, shimmy ya. Swalla-la-la, Swalla-la-la.
Martin wiegde vrolijk mee.
“You hear that? Zwolle, he sings. That’s my city. They made this song about it”, zei ik.
“Really?”
“Yeah. It’s a really popular city. That’s why they also call it Zwollywood.”
Een hoog giechel-lachje ontsnapte uit Martins mond.
“You’re funny”, zei hij.
Direct daarna vertrok zijn gezicht in een serieuze frons.
“But there’s one thing about you I don’t understand”, zei hij.
“What is it?”
“They should be bigger”, zei hij, zichtbaar teleurgesteld.
Bigger? Er was veel waar ik onzeker over was, maar büste-omvang was daar nooit onderdeel van geweest. Waarom zat ik hier trouwens eigenlijk? Om me door een of andere zielige klootzak te laten beledigen? Ik was 32 godverdomme, en wat je er ook van kon zeggen, mijn ambtenarenstatus ontsteeg in hoge mate zijn sneue nachtwerk, waarin hij hoogstwaarschijnlijk avond aan avond jonge studentes vruchteloos probeerde te imponeren. Mijn junkiemood moest nu wel uitgewerkt zijn. Ja, als ik mijn ogen sloot en me bewust werd van mijn lichaam voelde ik de vermoeidheid. Ik had opeens enorme behoefte aan mijn bed. Ook al lagen daar lange zwarte haren van mijn voorgangsters, en ook al raasde de tram onophoudelijk langs het open raam vlak naast mijn bed.
Vanuit m’n buik voelde ik een golf woede langzaam opstijgen naar mijn keel. Na de eerste alcoholinames verdween mijn in nuchtere staat zo prominent aanwezige feministische imborst meestal als sneeuw voor de zon, maar nu stond ik op het punt hem een harde Hollandse sneer terug te geven over z’n eigen niet bepaald steamy hot-verschijning. Ik mocht dan een nuchtere kaaskop zijn, mijn trots had ik wel. Wat dacht hij wel niet, trieste onprofessionele poep-Portugees.
“No, no”, lachte hij bij het zien van mijn oorlogsgezicht. “I mean this”, en hij wees naar mijn oren, waar zich kleine witte parelknopjes in bevonden.
“They don’t fit you. They really should be bigger.”
Hij meende het.